In de smalle corridor waardoor de tanks zouden oprukken, moesten vijf grote bruggen worden genomen. Ze dienden intact te worden veroverd — door middel van een luchtlandingsoperatie. Het was de vijfde, de belangrijkste brug over de Nederrijn, bij Arnhem, ongeveer honderd kilometer achter Duitse linies, die luitenant-generaal Frederick Browning, korpscommandant van het Eerste Geallieerde Luchtlandingsleger, zorgen baarde. Wijzend naar de op de kaart aangegeven Rijnbrug, vroeg hij: “Hoeveel tijd zullen de tanks nodig hebben om ons te bereiken?”
Veldmaarschalk Montgomery antwoordde zonder aarzelen: “Twee dagen.”
Nog steeds naar de kaart kijkend, verklaarde Browning: “We kunnen het vier dagen uithouden.”
Toen voegde hij eraan toe: “Maar toch geloof ik dat we weleens een brug te ver konden gaan.”